Introductie over penitentiair recht

Wij begrijpen erg goed dat u meer informatie wenst over het onderwerp penitentiair recht. Met de informatie op deze pagina probeert uwstrafrechtadvocaat.nl in deze behoefte te voorzien. De informatie die u hier vindt is in alle gevallen algemeen. Iedere zaak is immers anders. Leest u deze informatie maar eens rustig door. Uiteraard zijn wij bereid om uw vragen uitgebreid te beantwoorden en om u van passend advies te voorzien. In die gevallen kunt u contact met ons opnemen. Indien u gebruik maakt van ons contactformulier dan wordt u z.s.m. teruggebeld door een van onze ervaren strafrechtadvocaten.

Wenst u meer informatie te ontvangen m.b.t. dit onderwerp dan kunt u met ons contact opnemen. Dit kan door middel van het invullen van het contactformulier en/of bellen op 085 – 06 06 043. Maakt u zich vooral geen zorgen over de kosten hiervan. Indien er kosten gemaakt dienen te worden, zullen we hierover altijd op voorhand met u afspraken maken. U komt dus nooit voor verrassingen te staan en weet precies waar u aan toe bent.

Vanaf het moment dat u in een Huis van Bewaring of in een gevangenis verblijft, gelden de Penitentiaire Beginselenwet en de Penitentiaire Maatregel.

Recht binnen het Huis van Bewaring en de gevangenis

Vanaf het moment dat u in een Huis van Bewaring of in een gevangenis verblijft, gelden de Penitentiaire Beginselenwet (penitentiair recht) en de Penitentiaire Maatregel en wordt een gedetineerde door diverse regelgeving beschermd. Indien sprake is van verblijf binnen een tbs-kliniek gelden de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden en het Reglement verpleging ter beschikking gestelden, en ook deze regelgeving kent een beschermend doel.

Allereerst geldt dat uit de Penitentiaire beginselenwet en de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden een aantal minimumrechten worden genoemd zoals die aan gedetineerden of ter beschikking gestelden verleend dienen te worden. Daarbij valt te denken aan het recht op telefoon- en postverkeer, het recht om te bellen, het recht op bezoek (daaronder bezoek zonder toezicht of bijzonder ouder-kindbezoek begrepen), het recht op recreatie, arbeid en verblijf in de buitenlucht. Ook wordt binnen het Penitentiair recht uitoefening van de geloofsovertuiging geregeld en daaronder valt ook de consumptie van specifieke voeding in het kader van of voortvloeiend uit een specifieke geloofsovertuiging en/of de mogelijkheid tot bezoek aan een rabijn of imam. Deze specifieke regels en voorwaarden binnen het penitentiair recht houden automatisch in dat de directeur van de inrichting waarin de gedetineerde of ter beschikking gestelde verblijft zich in dient te spannen dat deze rechten uitgeoefend kunnen worden.

Penitentiaire beginselenwet

Daarnaast regelt de Penitentiaire beginselenwet en de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden de disciplinaire maatregelen (straffen) en ordemaatregelen zoals de directeur die contra een gedetineerde of ter beschikking gestelde kan treffen. Die maatregelen kunnen variëren van het plaatsen in een isoleercel, het ontnemen van vrijheden, het plaatsen op eigen cel, tot onderzoek aan het lichaam. Daarmee kunnen deze maatregelen forse inbreuk maken op de persoonlijke vrijheid en lichamelijke integriteit van een gedetineerde of ter beschikking gestelde.

Ook regelt de Penitentiaire beginselenwet en de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden het recht om beklag in te stellen bij de commissie van toezicht van de inrichting waarin de gedetineerde of ter beschikking gestelde verblijft, of het recht om beroep in te stellen bij de beroepscommissie van de Raad voor Strafrechtstoepassing en Jeugdbescherming.

Dit beklag kan grofweg worden ingesteld tegen beslissingen van de directeur, de weigering of het verzuim om een beslissing te nemen zijdens de directeur en een evidente schending van de zorgplicht door de directeur.

Beroep kan worden ingesteld tegen beslissingen van medische aard (genomen door de inrichtingsarts of medisch personeel onder verantwoordelijkheid van die arts), het verzuim te handelen daar ook onder begrepen. Ook kan beroep worden ingesteld tegen de gang van zaken tijdens het vervoer van gedetineerden, beslissingen rond plaatsing en overplaatsing, deelname aan het penitentiair programma, verlof en strafonderbreking. Tot slot geldt dat beroep kan worden ingesteld tegen de uitspraak van de (alleensprekende beklagrechter) van de commissie van toezicht, en daarmee geldt beroep ook als een soort van ‘hoger beroep’ binnen het penitentiair recht.

Om ook uw rechten binnen de penitentiaire inrichting of de kliniek uit te oefenen of daarover te procederen indien deze rechten geschonden worden is het zinvol om een specialist op het gebied van detentierecht te consulteren!

Het doel van detentiefasering binnen het penitentiair recht is om de gedetineerde zo goed mogelijk voor te bereiden op te terugkeer en re-integratie in de maatschappij.

Detentiefasering en penitentiair programma

Ook het recht op detentiefasering en deelname aan het penitentiair programma zijn geregeld in de Penitentiaire maatregel en de Penitentiaire beginselenwet. Het doel van detentiefasering is om de gedetineerde zo goed mogelijk voor te bereiden op te terugkeer en re-integratie in de maatschappij. Dit gaat stapsgewijs. Zo kan worden besloten om de gedetineerde vanuit de gevangenis te selecteren voor een beperkt beveiligde inrichting (ook wel het half-open kamp genoemd) om vervolgens door geselecteerd te worden voor de zeer beperkt beveiligde inrichting (het open kamp).

Aan het eind van de fasering kan dan deelname aan het penitentiair programma volgen en dit penitentiair programma is een samenstel van activiteiten gericht op het aanleren van bepaalde sociale vaardigheden, het vergroten van de kans op arbeid na invrijheidstelling, het bieden van onderwijs, het bieden van bijzondere zorg aan de deelnemer zoals verslavingszorg of geestelijke gezondheidszorg, of geven op andere wijze invulling aan de voorbereiding van de terugkeer in de maatschappij.

Detentiefasering

Met de inwerkingtreding van de Wet Straffen en Beschermen op 1 juli 2021, is de regelgeving binnen het penitentiair recht veranderd. Dit heeft onder meer invloed gehad op de detentiefasering. Grofweg kent de detentiefasering het volgende verloop.

De gedetineerde heeft de mogelijkheid tot verlof op grond van de Penitentiaire beginselenwet. Het gaat hierbij om het re-integratieverlof. Dit verlof is bedoeld om een van de re-integratiedoelen van de gedetineerde te dienen.

Het re-integratieverlof kent drie verschillende varianten:
1. Kortdurend re-integratieverlof;
2. Langdurend re-integratieverlof; en
3. Re-integratieverlof voor extramurale arbeid.

 

Wanneer de gedetineerde structureel in aanmerking komt voor langdurend re-integratieverlof voor extramurale arbeid, kan hij geplaatst worden op de beperkt beveiligde afdeling. De gedetineerde wiens re-integratieverlof voor extramurale arbeid wordt ingetrokken, wordt overgeplaatst.

Voor deze vorm van verlof komt de gedetineerde in aanmerking;
1. Die een gevangenisstraf van langer dan zes maanden opgelegd heeft gekregen, en
2. Het verlof duurt gedurende één zesde deel van de opgelegde straf voorafgaand aan het moment dat de gedetineerde in aanmerking komt voor de voorwaardelijke invrijheidstelling of de invrijheidstelling.

Deze vorm van verlof duurt in ieder geval niet langer dan twaalf maande.

Penitentiair programma

De Wet Straffen en Beschermen brengt ook veranderingen met zich mee die invloed hebben op en het penitentiair programma. Deze regeling gaat in op 1 december 2021. Vooralsnog geldt dus het volgende. In de eindfase van detentie en de detentiefasering kan deel worden genomen aan het penitentiair programma. Zoals gezegd is dit penitentiair programma een samenstel van activiteiten gericht op het aanleren van bepaalde sociale vaardigheden, het vergroten van de kans op arbeid na invrijheidstelling, het bieden van onderwijs, het bieden van bijzondere zorg aan de deelnemer zoals verslavingszorg of geestelijke gezondheidszorg, of geven op andere wijze invulling aan de voorbereiding van de terugkeer in de maatschappij.

 

Ook voor deelname aan het penitentiair programma worden specifieke eisen aan een gedetineerde gesteld, te weten:

  1. De gedetineerde moet onherroepelijk zijn veroordeeld tot een straf waarvan het onvoorwaardelijke deel minimaal zes maanden bedraagt;
  2. Deelname aan het penitentiair programma kan pas het laatste zesde deel van de straf direct voorafgaand aan de datum van invrijheidsstelling;
  3. Er dient sprake te zijn van een strafrestant van minimaal vier weken en maximaal één jaar;
  4. Gekeken wordt naar de aard, zwaarte en achtergrond van het gepleegde delict en naar het verloop van de detentie. De beoordeling hiervan ligt bij de directeur van de inrichting alwaar de gedetineerde Veelal wordt dit beoordeeld door het MDO;
  5. De gedetineerde moet een dagbesteding hebben voor minimaal 26 uur per week. Deze dagbesteding kan bestaan uit reguliere arbeid, vrijwilligerswerk of bijvoorbeeld en behandelingsverplichting. Het belangrijkste is dat de activiteiten bijdragen aan de resocialisatie van een gedetineerde;
  6. Het recidivegevaar moet als aanvaardbaar worden ingeschat;
  7. De gedetineerde moet een aanvaardbaar en geaccordeerd verlofadres hebben;

 

Aan deelname aan het penitentiair programma kan als voorwaarde worden gesteld dat elektronisch toezicht wordt uitgeoefend; de zogenoemde enkelband. Dit houdt in dat het eerste deel van penitentiair programma elektronisch toezicht wordt uitgeoefend en daaraan specifieke voorwaarden gekoppeld kunnen worden. Het kan dan bijvoorbeeld zo zijn dat u op specifiek genoemde tijden op het verlofadres dient te zijn, en dit wordt dan geregistreerd door de enkelband. De beslissing of daadwerkelijk elektronisch toezicht zal worden toegepast wordt door de selectiefunctionaris van de Divisie Individuele Zaken genomen.

Tegen beslissingen aangaande het penitentiair programma staat beroep open op grond van artikel 72 van de Penitentiaire beginselenwet, en ook dit beroep wordt behandeld door de beroepscommissie van de Raad voor Strafrechtstoepassing en Jeugdbescherming.

Naast het regimes gebonden verlof binnen het penitentiair recht waar gedetineerden in de regel altijd recht op hebben kan een gedetineerde eveneens een verzoek indienen om incidenteel verlof.

Tijdelijk verlaten van de inrichting en strafonderbreking

Naast het re-integratieverlof kan de gedetineerde een verzoek indienen om strafonderbreking op grond van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting. Maar wat is eigenlijk het verschil tussen het re-integratieverlof en strafonderbreking?

Strafonderbreking binnen het penitentiair recht kan tijdens een verblijf in het huis van bewaring worden verleend wegens zodanig bijzondere omstandigheden in de persoonlijke sfeer

Strafonderbreking

Strafonderbreking kan worden aangevraagd op basis van artikel 34 van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting. Strafonderbreking kan worden verleend wegens zodanig bijzondere omstandigheden in de persoonlijke sfeer, dat niet kan worden volstaan met verlof. Daarbij kan worden gedacht aan de verzorging van een ernstig zieke levenspartner, kind of ouder, voor het bijwonen van de bevalling van de levenspartner van de gedetineerde, voor noodzakelijke medische behandeling en/of voor de behartiging van zakelijke belangen.

Het verschil tussen verlof en strafonderbreking is vooral gelegen in het feit dat strafonderbreking van verlof afwijkt qua duur. Strafonderbreking duurt minimaal twee etmalen, dus twee maal vierentwintig uur, en maximaal drie maanden. Ook heeft strafonderbreking te gelden als restcategorie voor het verlof. Dus enkel indien verlof niet kan worden genoten in één van de drie varianten van het re-integratieverlof, kan gekeken worden naar strafonderbreking.

Daarnaast geldt dat strafonderbreking ook in de plaats kan treden van de voorwaardelijke invrijheidstelling bij ongewenst vreemdeling verklaarde gedetineerde. Deze specifieke populatie binnen het gevangeniswezen komt niet in aanmerking voor de voorwaardelijke invrijheidstelling maar kan na 2/3 van de gevangenisstraf in aanmerking komen voor strafonderbreking (ter grootte van 1/3 van de gevangenisstraf). Na ommekomst van 2/3 van de gevangenisstraf dient de gedetineerde Nederlands grondgebied dan te verlaten en mag hier niet naar terugkeren, op straffe van de executie van het laatste strafrestant (van 1/3).

Verlof

Indien u verlof wenst te genieten dient u de verlofaanvraag in te dienen bij de inrichting waarin u verblijft. Indien negatief wordt beslist op deze aanvraag staat beklag open tegen deze beslissing. Dit beklag zal worden behandeld door de commissie van toezicht van de inrichting waarin u verblijft. Indien uw verzoek om strafonderbreking wordt geweigerd staat beroep open tegen deze negatieve beslissing, en dit beroep zal worden behandeld door de beroepscommissie van de Raad voor Strafrechtstoepassing en Jeugdbescherming.

Laat u goed adviseren over de mogelijkheden rondom het verlof of de strafonderbreking en het onderbouwen van deze (verlof)aanvragen.

Voorwaardelijke invrijheidstelling

Voorheen bestond de vuistregel dat een gedetineerde bij goed gedrag na ommekomst van 2/3 van de gevangenisstraf in vrijheid werd gesteld zonder voorwaarden. De wettelijke basis voor die opvatting was gelegen in de vervroegde invrijheidstelling. De vervroegde invrijheidstelling hield in dat in geval van een veroordeling tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf vrijwel altijd na ommekomst van 2/3 van de totaal opgelegde gevangenisstraf in vrijheid zou worden gesteld. Dit was voorheen een recht en slechts in zeer uitzonderlijke gevallen kon hiervan worden afgezien.

De vervroegde invrijheidstelling is echter op 1 juli 2008 afgeschaft met de komst van de Wet van 6 december 2007 tot wijziging van het Wetboek van Strafrecht en enige andere wetten in verband met de wijziging van de vervroegde invrijheidstelling in een voorwaardelijke invrijheidstelling. Daarmee is de vervroegde invrijheidstelling veranderd in de voorwaardelijke invrijheidstelling en werd een gedetineerde niet meer zomaar in vrijheid gesteld maar werden hieraan voorwaarden verbonden. Hierna is de regelgeving rondom de voorwaardelijke invrijheidstelling echter weer gewijzigd met de totstandkoming van de Wet Straffen en Beschermen. Deze wet is op 1 juli 2021 inwerking getreden en daarmee is het stelsel rondom de voorwaardelijke invrijheidstelling wederom op de schop gegaan. De voornaamste wijziging is dat de voorwaardelijke invrijheidstelling een maximum kent van twee jaar. Dat was voorheen tien jaar. Daarnaast neemt het Centrale Voorziening Voorwaardelijke Invrijheidstelling (CVVI) van het ressortsparket Arnhem-Leeuwarden voor iedere gedetineerde een beslissing of voorwaardelijk invrijheidstelling aan de orde kan komen.

Let op! De voorwaardelijke invrijheidstelling gekoppeld aan onvoorwaardelijke gevangenisstraffen voortvloeiend uit vonnissen die onherroepelijk zullen zijn ná 1 juli 2021 vallen in dit nieuwe regime.

De voorwaardelijke invrijheidstelling vóór 1 juli 2021

De voorwaardelijke invrijheidstelling houdt in dat de gedetineerde na het ondergaan van 2/3 van zijn gevangenisstraf onder voorwaarden in vrijheid gesteld kan worden. De voorwaardelijke invrijheidstelling geldt voor onvoorwaardelijke gevangenisstraffen vanaf één jaar. Boven de één jaar gaat er 1/3 van de straf af, nadat tenminste 1 jaar van de straf is ondergaan.

Let op! Is een gevangenisstraf opgelegd van zestien maanden waarvan vier maanden voorwaardelijk, dan kent de gedetineerde géén voorwaardelijke invrijheidstelling. Deze voorwaardelijke invrijheidstelling geldt namelijk enkel voor een geheel onvoorwaardelijke gevangenisstraf.

De voorwaardelijke invrijheidstelling ná 1 juli 2021

De voorwaardelijke invrijheidstelling wordt niet meer automatisch na ommekomst van 2/3 van de gevangenisstraf gegeven, maar zal alleen aan bod komen op verzoek van de gedetineerde en na een uitgebreide persoonsgerichte beoordeling. Ook zal de overlap tussen het penitentiair programma en de voorwaardelijke invrijheidstelling komen te vervallen.

 

In de nieuwe wet zijn drie beoordelingscriteria opgenomen voor de voorwaardelijke invrijheidstelling:

1. de gedetineerde moet blijk geven van een bijzondere geschiktheid voor een terugkeer in de samenleving;

2. er moet een mogelijkheid zijn om eventueel aan de voorwaardelijke invrijheidstelling verbonden risico’s te beperken en te beheersen;

3. de belangen van nabestaanden, slachtoffers en andere relevante derden worden ook meegenomen in de beslissing om al dan niet over te gaan tot verlening van de voorwaardelijke invrijheidstelling.

De nieuwe regeling van de voorwaardelijke invrijheidstelling heeft grote gevolgen voor gedetineerden wiens veroordeling onherroepelijk wordt ná 1 juli 2021 en daarbij dient opgemerkt te worden dat onder veroordeling wordt begrepen de vonnissen van rechtbanken én arresten van gerechtshoven.

De nieuwe regeling heeft daarmee ook grote gevolgen voor momenteel voorlopig gehechten wiens veroordeling in hoger beroep ná 1 juli 2021 zal volgen en wiens strafrestant met de nieuwe regeling aanzienlijk anders zal luiden. Laat u daarom goed adviseren door een gespecialiseerd advocaat!

uwstrafrechtadvocaat verteld u graag meer informatie over disciplinaire straffen en ordemaatregelen binnen penitentiair recht.

Disciplinaire straffen en (orde)maatregelen

Binnen penitentiaire inrichtingen en tbs-klinieken zijn de directeuren verantwoordelijk voor de rust en orde binnen de inrichting. Zij dienen zorg te dragen voor een ordentelijk verloop van de detentie of de terbeschikkingstelling. Ook dragen zij zorg voor de veiligheid van alle zich in de inrichting (of dit nu een Huis van Bewaring, een gevangenis of een kliniek is) bevindende personen.

Om die rust en orde te bewaken heeft de directeur diverse bevoegdheden en deze zijn verankerd in de Penitentiaire Beginselenwet en de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden. Het kan dan gaan om het opleggen van disciplinaire straffen en/of het opleggen van ordemaatregelen, en deze straffen of maatregelen kunnen grove inbreuk maken op het leven van een gedetineerde of ter beschikking gestelde en diens lichamelijke integriteit.

Verschil tussen de penitentiaire inrichting en een tbs-kliniek

Dat een directeur gebruik maakt van deze bevoegdheden behoeft geenszins te betekenen dat dit op juiste gronden gebeurt of dat de gedetineerde of ter beschikking gestelde het hier mee eens is. Integendeel. Niet zelden kan een gedetineerde of ter beschikking gestelde zich helemaal niet verenigen met de beslissing van de directeur en hiertegen staat dan beklag open. Maar wat mag een directeur nu precies? Laten wij gemakshalve een verschil maken tussen de detentie binnen de penitentiaire inrichting of behandeling binnen een tbs-kliniek.

Binnen de penitentiaire inrichting

Indien u verblijft binnen een penitentiaire inrichting geldt de Penitentiaire beginselenwet. Op grond van artikel 50 van de Penitentiaire beginselenwet kan de directeur indien wordt waargenomen dat sprake is van gedrag of feiten die onverenigbaar zijn met de orde of de veiligheid in de inrichting, dan wel met de ongestoorde tenuitvoerlegging van de vrijheidsbeneming een disciplinaire straf opleggen.

 

Deze straffen kunnen inhouden:

a. opsluiting in een strafcel dan wel een andere verblijfsruimte voor ten hoogste twee weken;

b. ontzegging van bezoek voor ten hoogste vier weken, indien het feit plaatsvond in verband met bezoek van die persoon of personen;

c. uitsluiting van deelname aan een of meer bepaalde activiteiten voor ten hoogste twee weken;

d. weigering, intrekking of beperking van het eerstvolgende verlof;

e. geldboete tot een bedrag van ten hoogste tweemaal het in de inrichting of afdeling geldende weekloon.

 

Ook kan de directeur beslissen dat sprake zal zijn van cameraobservatie gedurende de opsluiting op een strafcel (artikel 51a van de Penitentiaire beginselenwet). De gedetineerde verblijft dan dus in een strafcel, terwijl hij middels cameraobservatie 24 uur per dag wordt geobserveerd en gecontroleerd. Dit levert dus een forse inbreuk van de persoonlijke integriteit op.

Daarnaast kan de directeur van de penitentiaire inrichting maatregelen treffen ter handhaving van de orde of de veiligheid in de inrichting, ter bescherming van een specifieke gedetineerde, in geval van ziekmelding of van ziekte van een specifieke gedetineerde of op verzoek van een gedetineerde. De gedetineerde wordt dan met die doelen, uitgesloten van specifieke activiteiten op grond van artikel 23 van de Penitentiaire beginselenwet.

Alvorens over te gaan tot oplegging van een disciplinaire straf of ordemaatregel dient de directeur daarover verslag op te maken en de gedetineerde te horen. Ook kennen de straffen of maatregelen een maximumduur, en daarvoor ligt de basis in de Penitentiaire beginselenwet.

Binnen de tbs-kliniek

Voor een ter beschikking gestelde binnen een tbs-kliniek geldt vrijwel dezelfde bepaling op basis van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden. Ook in dit kader kan de directeur indien wordt waargenomen dat sprake is van gedrag of feiten die onverenigbaar zijn met de orde of de veiligheid in de inrichting, dan wel met de ongestoorde tenuitvoerlegging van de verpleging een disciplinaire straf opleggen.

 

Deze straffen kunnen inhouden:

a. afzondering in de persoonlijke verblijfsruimte, gedurende het gehele etmaal of bepaalde uren daarvan, voor ten hoogste twee weken;

b. beperking van de bewegingsvrijheid tot de afdeling, waar de verpleegde verblijft, voor ten hoogste twee weken;

c. geldboete tot een door Onze Minister te bepalen maximum;

d. ontzegging van bezoek van een bepaalde persoon of van bepaalde personen voor ten hoogste twee weken, indien het feit plaatsvond in verband met bezoek van die persoon of personen;

e. uitsluiting van deelname aan een of meer gemeenschappelijke activiteiten of werkzaamheden voor ten hoogste twee weken, indien het feit plaatsvond in verband met die gemeenschappelijke activiteit of werkzaamheid.

De ordemaatregelen zoals die aan een ter beschikking gestelden kunnen worden opgelegd verschillen van die binnen de penitentiaire inrichting(en) en zijn uitgebreider opgesomd binnen de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden.

 

De directeur kan, ter bewaring van de orde en veiligheid binnen de kliniek, ter bescherming van de maatschappij tegen de gevaarlijkheid van de verpleegde voor de veiligheid van anderen of de algemene veiligheid van personen of goederen, of het uitvoeren van het verpleging- of behandelingsplan, overgaan tot:

a. De plaatsing op en overplaatsing naar een (andere) afdeling (artikel 31 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden)

b. Het plaatsen van de verpleegde op een afdeling voor intensieve zorg (artikel 32 Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden);

c. Het opleggen van een afdelingsarrest (artikel 33 Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden);

d. Het separeren of afzonderen van een verpleegde (artikel 34 Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden);

e. Het onder cameratoezicht stellen van een verpleegde, mits er sprake is van afzondering of separatie (artikel 34a Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden).

Ook hierbij kan dus een forse inbreuk worden gemaakt op de lichamelijke en persoonlijke integriteit en vrijheid van de ter beschikking gestelde. Daarom verdient het aanbeveling om u goed te laten adviseren over uw rechten in geval van oplegging van een disciplinaire straf of maatregel.

Voor meer informatie omtrent verboden wapenbezit kunt u altijd contact met Uw Strafrechtadvocaat opnemen.

Contact

Uwstrafrechtadvocaat.nl hoopt u met deze informatie over dit onderwerp van dienst te zijn geweest. Voor meer informatie kunt u altijd contact met ons opnemen. U kunt gebruik maken van het contactformulier onderin de pagina en/of ons vrijblijvend bellen op 085 – 06 06 043.

Deel dit artikel

Contactformulier

Wij streven ernaar binnen 48 uur uw mail te beantwoorden zoals staat beschreven in onze algemene voorwaarden. Uw gegevens worden in vertrouwen behandeld en via ons SSL certificaat veilig verzonden.